De wesp
De wesp
Ik kan het me nog zo goed herinneren: Ik sta tegenover mijn huis op het speelpleintje. Net voordat ik de zandbak in wil stappen komt er een wesp op mijn arm zitten. Als verstijfd blijf ik staan. Ik durf me niet te bewegen. Ik heb immers gehoord dat je je niet moet bewegen als er een wesp op je gaat zitten, want dan steekt hij. Ik ben vier jaar.
Niet bewegen
Ik kijk met grote bange ogen naar de wesp. Hij kijkt terug. Ik vind zijn ogen best gemeen. Ik ben bang dat hij me gaat steken. Dus ik beweeg me niet. Nog geen trilling. De wesp kijkt terug en steekt. Brullend ren ik naar huis waar mijn moeder de angel eruit haalt en er een kusje op geeft.
Pijn
De steek brandt en doet zeer. Maar wat nog veel meer pijn doet is het beschaamde vertrouwen. Ik bewoog me toch niet! Waarom stak hij me dan toch? Ik snapte er niets van. Hij deed me moedwillig pijn en dat stond echt tegenover alles wat ik ooit had geleerd over de natuur. Als je insecten met rust laat dan doen ze je niets.
Wantrouwen
Vanaf dat ogenblik wantrouwde ik de wesp. Hij was gemeen. Ik kon nog net opbrengen om hem niet te vergelijken met zijn soortgenoten want, net zoals de mens, zijn er goede en slechte wespen. En ik trof als vierjarige nu net een slechte wesp. Jammer voor de rest van de wespenbevolking, maar ik keek vanaf die dag met argwaan naar alle wespen om me heen.
Teleurstelling
Ik zit met een goede vriend in Aspen te ontbijten. Het gesprek komt op wespen en met name over het nest dat naast zijn schuur hangt. Ik vertel mijn verhaal over mijn teleurstelling in de wesp. Hij kijkt me aan. ‘Je hebt toch niet jouw menselijke verwachtingen overgebracht op die wesp, he?’ vraagt hij me vriendelijk, doch een beetje streng.
Natuurlijk
Hij vervolgt: ‘Die wesp deed wat een wesp doet; hij steekt. Dat is zijn aard.’ ‘Maar…’ probeer ik nog. ‘Nee, zegt hij, ‘jij maakt het persoonlijk. Die wesp heeft jou niet speciaal uitgekozen om pijn te doen. Hij denkt niet zoals wij. Er was een arm beschikbaar, hij werd niet vriendelijk weggewapperd, dus deed hij precies waarvoor wespen in de wereld zijn: hij stak.’
Stil
Ik was er even stil van. Arme wesp, ik heb je verkeerd be(ver)oordeelt. Natuurlijk. Zo eenvoudig was het. Mijn vriend legt mijn stilte iets verkeerd uit en probeert me te troosten door te zeggen: ‘Zo zie ik altijd ogen in de stammen van de Aspenboom.’ Oftewel, het is heel ‘menselijk’ om alles om ons heen te ‘vermenselijken’. Te verwachten en te denken dat alles en iedereen zo denkt als wij, mensen, doen.
Logisch
Ook dat is heel logisch en natuurlijk. Ook wij weten niet beter. Maar wij hebben iets meer gekregen dan instinct. Wij kunnen relativeren. En nadenken. Niet dat we hier altijd zo geweldig in zijn. Daarom is het fijn om mensen om me heen te hebben die me af en toe de ‘weg wijzen’. Ik ben blij met het inzicht in de wesp. En nog blijer dat die wesp niet boos op me was.