‘Ik ben nu al helemaal in de stress,’ zegt Hermien. Ze is docent op een middelbare school en coördinator van haar vakgroep. ‘Het is oktober en dan beginnen we aan de voorbereidingen voor de feestdagen. Daar heb ik helemaal geen zin in, het voelt zo onecht. We moeten iets doen voor een kerstviering, maar meer dan de helft van mijn leerlingen gelooft niet of is niet christelijk. Maar ja, het gaat om de saamhorigheid. Dus komt er ieder jaar een kerstboom, die versierd wordt met spullen uit de vorige eeuw. Er is een bijeenkomst, waarbij de rector een mooi verhaaltje vertelt over liefde, samenwerking, familiegevoel en ander gewauwel.
Probleemgezinnen
In mijn mentorklas zitten welgeteld twee leerlingen waarvan de ouders nog getrouwd zijn. De anderen komen allemaal uit samengestelde gezinnen, eenouder gezinnen. Sommige ouders zijn verslaafd aan de drugs, zitten in de gevangenis of zijn aan de drank. Sommige leerlingen worden opgevoed door oma’s of tantes. Veel gezinnen hebben niet eens geld om normaal te leven, laat staan om iets met de feestdagen te doen. Maar wij gaan fijn de geboorte van een kind vieren, waarvan niet eens zeker is dat het ooit geboren is.’
Ze drukt verbitterd haar sigaret uit en neemt een grote slok koffie.
‘Het is een groot toneelstuk en wij, als docenten, worden geacht onze rol daarin te vervullen. Maar ik kan het niet opbrengen, niet meer. Als er echt een God zou zijn, dan zou hij toch al die ellende in de wereld niet willen?’
Ze valt even stil en kijkt uit het raam.
De poppenkast uit mijn jeugd
‘Weet je, ik heb een hekel aan de feestdagen. Mijn ouders waren gelovig en dus vierden we kerst heel uitgebreid, met de hele familie. Kerstavond gingen we naar de nachtmis en daarna aten we balkenbrij en dronken bisschopswijn. Op eerste kerstdag kwamen de opa’s en de oma’s en de tantes en ooms. Wij moesten lief zijn tegen iedereen, terwijl mijn oma van vaderskant een serpent eerste klas was. Ze liep mijn moeder altijd te kleineren en haar eten af te kammen. Daar werden mijn opa en oma van moeders kant altijd boos om en die begonnen dan mijn vader af te kammen. Dus kregen mijn ouders ruzie. Intussen moesten wij de stemming er in zien te houden. Ik moest altijd zingen, omdat ik zo’n goede stem heb. Mijn broertje speelde dan blokfluit. Ik heb wel eens zijn blokfluit verstopt, omdat ik dacht dat ik dan niet hoefde te zingen, maar ze dwongen me zonder muziek te zingen. Ik heb toen geprobeerd zo vals mogelijk te zingen en uit het ritme, maar iedereen riep hoe mooi het was. Wat een poppenkast!
Onecht
Misschien heb ik daarom zo’n hekel aan dat gedoe op school. Voor mij zijn de kerstdagen een groot toneelstuk, waarin ik een rol moet spelen, die helemaal niet bij mij past. En ieder jaar doe ik het toch weer. Omdat ik anders zoveel mensen teleurstel, maar er is niemand die zich afvraagt wat ik zou willen. Misschien stel ik mezelf wel ieder jaar teleur.’
Wanneer voer jij een toneelstukje op? En wat is het effect daarvan?
Francine ten Hoedt en Philine Spruijt zijn de oprichters van De CoachingCarrousel en hebben gezamenlijk al meer dan veertig jaar ervaring in coaching, conflictbemiddeling en training. Daarnaast zijn ze auteurs van verschillende boeken en de ontwikkelaars van De Veertig Vileine Vragen voor… reeks. www.coachingcarrousel.com
Leave A Reply