‘Als je kinderen hebt, wordt het gemakkelijker om vroeg op te staan.’ In mezelf vloekend komt die voorspelling in mijn hoofd voorbij, terwijl ik op zaterdagochtend om acht uur Daans auto van de oprit manoeuvreer. Oh ja, nu schiet de naam me binnen van de muts die dat zei: Trees Klaassen. Natuurlijk, als je Trees Klaassen bent, dan klopt dat. Dan heb je voordat je kinderen hebt al nauwelijks een sociaal leven en als die kids er zijn, dan ben je natuurlijk helemaal sociaal dood, fysiek afgestoten en met graagte genegeerd. ‘Nou Trees: twee kerels, veel drank en dus weinig slapen, eat your heart out’, mompel ik in mezelf, terwijl ik stijfjes wat ga verzitten. Gelukkig heb ik vandaag de auto van Daan, in de Dyane naar Tegelen zou ik nu niet overleven.
‘Wat zeg je mam,’ zegt Maartje die zich al helemaal niet kan voorstellen dat wie dan ook voor tien uur in de ochtend het land der wakkeren vrijwillig betreedt.
‘Oh niks schat, dat sommige mensen al bejaard zijn voordat ze volwassen zijn, maar daar ga jij geen last van krijgen, mooie danseres. Zeg, waar woont Sadie alweer precies?’
‘Desie mam, ze heet Desie!’
Op weg naar het dansfestijn, met de beide meiden slaapsuf achterin, zit ik opeens weer in die prachtige Citroën CX van pa ‘Beer’. Bijna elk weekend reden we naar een judowedstrijd, in de auto zat hij al voor te gloeien van trots vanwege zijn dochter die in de Nederlandse jeugdselectie zat. ‘Pap, straks niet weer zo hard gillen, hè,’ zei ik elke heenreis. ‘Gillen, wie ik? Dat doe ik nooit,’ en dan dat gezicht daarbij. Rituelen van zinnen, beelden die cadeautjes zijn geworden. Ik slik even. Ik zie die grote sterke vader en dat brutale dochtertje samen in die zilvergrijze, altijd mooi gepoetste, CX zitten, het hele land door zoevend. Hij rijdt, zij doet de muziek, veiliger dan zo kan een mens zich niet voelen. We zakken weg in die bruine fauteuils – echt waar, die auto had superzachte woonkamerfauteuils. ‘Het plaatwerk wil nog weleens roesten, maar stofferen kunnen ze, die Fransen,’ zei Beer als hij zijn grote lichaam in die prachtige stoelen liet zakken. Maar ik zat toch ook weleens achterin, bedenk ik me, terwijl ik even in mijn binnenspiegel de meiden check, die loom tegen elkaar hangen. Natuurlijk, opeens weet ik het weer, als ma meeging, dan zat ik achterin. Ging ze vaak mee, volgens mij niet, ik heb eigenlijk alleen beelden van Beer en mij. ‘De leuke dingen onthoud je,’ zeg ik een beetje besmuikt tegen mijn binnenspiegel. Spiegelvrouw kijkt me verwijtend aan, kan ze heel goed. ‘Esther, schaam je, zoiets zeg je niet over je moeder. Ze deed altijd heel erg d’r best.’ ‘Ja, maar was ze daarmee dan leuk. Of lief? Of trok ze vooral haar eigen plan, ze kon best wel direct en hard zijn?’ Ik kijk Spiegelvrouw aan. Ze houdt even haar mond, maar gooit wel kattig een paar flinke beelden naar mij toe. Beelden van ma vergeleken met beelden van mij. Die mond, die oogopslag. Kut! ‘Zei je nog iets over direct en hard zijn,’ is het antwoord dat Spiegelvrouw mij met perfecte timing geeft. Ik draai de binnenspiegel van me weg, en hoor nog net: ‘Ja hoor, negeren, dat kon zij ook heel goed.’
Beer ging altijd tactvol met ma om. Als hij samen met oom Menno weer een avond in zijn smidse aan een paar prachtige werpmessen had gewerkt, ik stond er met de neus bovenop, dan wist ik al wat hij zou zeggen. ‘Hoe was het,’ zou ze vragen. “We hebben weer mooie dingen gemaakt’, zou hij zeggen. Ze vroeg niet door, ze was met haar eigen dingen bezig en hij vertelde niet meer dan dat, hij lette wel op. De eerste keer dat Fee meekwam, had ze eindeloos met de messen gegooid. Fee had talent. Ook talent voor Beer, na een uur had hij er al een dochter bij. Zijn twee ‘dochters’ kwamen regelmatig en Fee wierp steeds beter. Ja, de messen. Het was denk ik in het jaar voordat hij plotseling stierf dat Fee en ik met ma een kopje koffie dronken en Beer het huis binnenkwam.
‘Jongedames, kom eens mee naar de werkplaats,’ zei hij met in zijn ogen de blik van een klein kind dat de spanning van een grote verrassing nauwelijks aankon.
‘Ze zitten nog aan de koffie,’ zei ma verwijtend, bang dat een van de schaarse momenten waarbij we ons exclusief op haar richtten, zou worden ingekort.
‘We komen zo, Beer,’ zei Fee. Hij knikte en bleef een beetje staan dralen. Het liefst had hij ons opgepakt en met spoed naar de smidse gedragen, het ongeduld spatte er met elke onrustige beweging vanaf.
‘Man, ga alvast naar buiten, ik word er een beetje kriegel van,’ zei ma, meelevend als altijd. Toen Fee en ik even later binnenkwamen, stonden oom Menno en hij voor de werkbank. Daarop lagen, in grof bruin papier gewikkeld met touw er stevig om heen geknoopt, twee pakketten.
‘We hebben een cadeautje,’ zei Beer.
‘Ja gewoon, een cadeautje,’ voegde oom Menno er aan toe. Het leek wel alsof zijn ogen wat vochtig waren. Dat was de dag dat Fee en ik allebei het mooiste en beste werpmes kregen dat ooit was gemaakt. Dat was de dag dat we kussen gaven en heel stil waren; dan ging het net.
Fee is haar mes kwijt. Dat wil zeggen, ze heeft het gebruikt waarvoor het is bedoeld en toen is het achtergebleven in, nou ja, laat ik even vooraan beginnen. Twee jaar geleden had Fee bijna een echte klootzak te pakken. Een miezerig vies mannetje van een jaar of veertig die erg veel belangstelling voor kleine meisjes had. Het onderzoek dat het OM naar hem deed was al een heel eind gevorderd. Wat hij op al die reizen naar Thailand had uitgevreten dat kon je bedenken, of liever niet eigenlijk, maar daar was niets van te bewijzen. Maar zijn acties hier waren wel duidelijk in beeld. Het, zoals dat netjes heet ‘onder valse voorwendselen’ benaderen van jonge meisjes, kinderen nog. Daar had hij dan smerige gesprekken mee en in een paar gevallen had hij ze ook bezocht en betast. Een engerd! Bijna, bijna hadden ze de zaak rond toen het onmogelijke gebeurde. Met het rechercheren waren niet alle regeltjes goed gevolgd, en dat in combinatie met een iets te slimme advocaat, leidde tot vrijspraak. Fee was er kapot van. Een avond uithuilen met mij en limoncello bracht uitkomst: natuurlijk, het Klootzakken Opruim Team.
‘We moeten hem zo laten schrikken dat hij niets meer durft,’ had ik gezegd die nacht.
Fee had het mes gepakt.
‘We houden dit voor zijn gezicht, en doen net of we de moeders van die meisjes zijn. Misschien zelfs een krasje in zijn huid, dat mes is vlijmscherp.’
Het leek ons een heel goed idee, wellicht vooral vanwege die limoncello, maar toch.
De volgende avond deden we onze zwarte KOT-kleren aan, onze handschoenen en de muts (die op het juiste moment ons masker was) op het hoofd. We hadden er al routine in, het KOT-team zou weer toeslaan. Dit keer zelfs met een mes erbij, grote klootzakken vragen zware ingrepen.
‘Zeker weten?’, vroeg ik nog even aan Fee toen we ons opstelden.
‘Je kent mijn motto toch?’ antwoordde ze.
‘Het mag niet, maar kan wel,’ zeiden we gelijktijdig. Hij kwam op zijn fiets naar het landweggetje waar we hem naar toe hadden gelokt. Te laat zag hij die twee personen helemaal in het zwart. De ene nam hem in een houdgreep; hij kon geen kant op. De ander zwaaide een mes voor zijn neus. Het waren de moeders, zeiden ze, en ze zouden hem tot het einde van de hel volgen. Als hij ooit nog wat deed, dan was dit mes voor hem. Hij knikte en beloofde alles wat ze zeiden. Maar toen ze hem loslieten en hij op zijn fiets een eindje weg was, werd hij opeens dapper en boos. ‘Smerige hoeren,’ had hij geroepen, terwijl hij omkeek. En dat was niet slim.. Hij zag iets schitteren in het maanlicht, het ging heel snel, en opeens een vlammende verschrikkelijke steek in zijn bovenbeen. Een mes, diep erin. Schreeuwend van de pijn fietste hij door naar huis, bijna niet te doen maar om te stoppen veel te bang. Sindsdien loopt hij mank. Een blijvende waarschuwing, maar die andere waarschuwing is nog intenser, een mailtje iedere week: ‘we hebben nóg een mes, dat gaat in je nek als je ooit nog iets doet.’ Hij weet dat ze serieus zijn, geen twijfel mogelijk.
Ik heb Fee mijn mes cadeau gedaan; dat had ze wel verdiend.
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply