Een paar dagen nadat we in 1983 ons Klootzakken Opruim Team hadden uitgeroepen en ik ’s ochtends voor het eerst in mijn leven het fenomeen ‘kater’ tegenkwam (beide onvergetelijk), verscheen Martijn in ons leven. Met de studentengang boven ons waren we een groot feest aan het voorbereiden. En op die gang bleek hij te wonen. Waarschijnlijk nog maar net, anders hadden we hem wel eerder gezien, Martijn was namelijk niet te missen. Het was een twee meter en vijf centimeter lang geslaagd exemplaar. Met alles er op en er aan, wist Fee met zekerheid drie dagen later, ze had weer eens de kortste weg genomen. Nog drie dagen later kon ook ik de proef nemen. Fee had helemaal gelijk. Martijn, zo’n lobbes die te goed was voor de wereld – en te mooi voor onze concurrentes – moest natuurlijk worden beschermd. En dus, wat moet dat moet, namen wij hem onder onze hoede. Ons KOT-team ging van twee naar drie personen. Martijn had een basstem die op maat was gemaakt voor dat grote lichaam. Hij zei niet veel, maar wat hij zei was altijd raak en meestal erg grappig.
‘Dus wij trekken samen op en strijden tegen het onrecht. We zijn een soort Robin Hood, met zijn drieën. Goed idee,’ baste hij, en daarmee was het rond. Toen hij ’s avonds weg ging, stelde hij nog een vraag.
‘Jullie weten van elkaar dat ik met jullie allebei, nou uh, je weet wel?’
‘Ja,’ riepen we tegelijk, en zo deelden we onze vriendschap, inclusief zoals het uitkwam de ‘benefits’ zoals dat decennia later genoemd zou worden.
Het was Fee’s buurman op de studentengang, Hans de gangpapa, die de eer te beurt viel om als eerste klootzak aangepakt te worden. Eerlijk gezegd kwam die keuze ons ook om een andere reden niet slecht uit, we wilden graag een kamer voor Martijn op onze gang. Maar ook zonder die kamernood, was Hans een prima kandidaat. Hans was namelijk een keurige jongen, uit een voortreffelijk (goed uitspreken, probeer het nog één keer) ‘voortreffelijk’ christelijk milieu. Wat hij dan eigenlijk in Nijmegen, het Havanna aan de Waal kwam doen, die vraag kon gesteld worden, maar waarschijnlijk was dat het dichtst bij zijn christelijke Betuwe. Hans had natuurlijk heel hoge morele standaarden en – ook objectief bekeken – een zeer lelijke vriendin. Dat alles is vanzelfsprekend prima en de basis voor heel wat Nederlandse literatuur, maar er was nog één ding: Hans probeerde alles te versieren wat los en vast zat. Naar ons idee in ieder geval alle meiden, maar het zou ons niet verbazen… Dat deed hij niet alleen op een stiekeme, maar ook nog op een vervelend drammerige, claimende manier, waarbij hij de meiden die ‘nee’ zeiden daarna het leven zuur maakte. Ja, dit was bij ons bekend en – edelachtbare – het was bewezen. En toen hij de fout maakte om zijn belangstelling op buurvrouw Fee te richten, toen hielden de drie leden van het KOT een kort overleg, één fles martini plus cola en voor Martijn een paar beugeltjes Grolsch, en ze waren er snel uit.
Het liep precies volgens planning. Fee die de dag daarna schijnbaar op zijn avances inging. ‘Ik houd wel van spelletjes, jij ook?’ Hij had geknikt en wat gepiept. ‘Kom je om tien uur naar mijn kamer?’ Natuurlijk wilde Hans dat wel. Fee met haar bloesje net voldoende open om Hans los te krijgen. Toen de blinddoek voor Hans.
‘Kleed je maar uit, lekker ding,’ zei Fee op haar zwoelst. De foto die werd gemaakt, hij had het niet gemerkt, van de geblinddoekte Hans met zijn geslacht in maximale staat naar voren. En toen, om het snel een natuurlijk eind te laten hebben, het geklop van Martijn op de deur. ‘Fee, ben je er, schat?’
‘Shit, mijn vriend,’ riep Fee met bang stemmetje. Hans die snel zijn kleren weer aantrok, wetende dat die stem bij die reus hoorde. ‘Hij staat niet meer voor de deur, snel weg Hans.’ Einde act één. Het team pufte uit met martini/cola en Grolsch: lachen en even bellen naar de vriend van Martijn, die met de doka.
Een dag later, twee flink grote afbeeldingen, Hans was fotogeniek. Fee klopte aan bij Hans. ‘Kom je nu?’ Hij was er in een flits. Verbaasd, drie mensen in plaats van één. Nog verbaasder: hij kreeg een opgerolde foto. Nog verbaasder! Of die andere foto naar zijn vriendin moest? Of op het prikbord van de uni? Allebei wellicht? Als hij ooit nog een meisje het leven zuur maakte, ooit nog misselijk gedrag liet zien, als ze één klacht zouden horen. Hans begreep het helemaal. En, oh ja, die reus vroeg of Hans vanaf morgen zijn kamer vrijwillig wilde ruilen met hem. Hans bleek erg voor vrijwilligerswerk te zijn!
Kijk, dat zijn leuke herinneringen, bedenk ik terwijl Fee zich nog steeds lijkt te vermaken met het lezen van mijn app-geschiedenis met Joost. Toen was alles nog simpel. Fee, Martijn en ik. Geen verantwoordelijkheden, geen verwachtingen. Lekker aanklooien, alles kan nog, niks ligt vast. Nu heb ik een voordeur waar geen zestien mensen achter wonen, maar vier. Vier mensen die veel meer ‘van elkaar’ zijn dan die zestien vroeger. Het is eigenlijk allemaal echt serieus geworden toen Daan kwam, in 1990, na de zeven vette jaren. Toen ik vond dat ik eindelijk volwassen moest worden. Daar hoorde dan ook een definitieve vent bij en later natuurlijk kinderen. En zo kwamen er vier namen naast de voordeur, de eerste grote stap. Twee jaar geleden overwoog ik nog een stap. Stoppen met Daan. Hij was van ‘mijn liefde’ naar ‘wel lief’ gegaan. Ik had meer nodig, en juist op dat moment kwam er op mijn werk een vent met een iets te grote mond verhaal halen. Een gedenkwaardig moment waarbij irritatie en aantrekkingskracht het gesprek bepaalden. En toen ik hem, Joost, een week later op een receptie tegen het lijf liep, won al heel snel de aantrekkingskracht. Dus in plaats van een man minder werd het een man meer. Hij staat niet op het bordje naast de voordeur. Maar wel in mijn telefoon.
‘Is die foto..?’ vraagt Fee.
‘Nee Fee, hij maakt altijd dit soort foto’s van andere mensen en stuurt ze mij dan. Heel logisch, toch?’
‘Ik geloof dat ik zo meteen maar eens mee ga naar dat fenomeen.’
‘Zie ik daar een beetje kwijl in je mondhoek zitten, Feetje? Sta je alweer zo lang droog? Misschien moet je nog eens bij Martijn langs, zoals vorige maand, Laren was het toch.’
‘Kerruklaan 112, één vrouw, drie kinderen, Volvo station,’ ratelt Fee automatisch op. ‘Dichtstbijzijnde anoniem hotel op vier kilometer.’
‘Is dit zielig?’ vraag ik.
‘Nee, dit heet een fotografisch geheugen.’
‘Het is best zielig,’ besluit ik. Maar Fee hoort het al niet meer, die zit weer mijn appjes te lezen.
‘Heeft hij ook een broer, die Mijnheer J. van jou?’ Ik geef haar een kus en loop naar buiten.
‘Zie ik je morgen weer?’
‘Natuurlijk. En veel plezier met je vriendje!’
Esther verschijnt elke vrijdag om 12 uur. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply