‘Ik heb hem gevraagd of hij binnenkort met het gezin gezellig komt barbecueën.’ Daan kijkt vrolijk bij het bericht.
Het duurt even voordat het binnenkomt, ben net aan het appen met, nou ja, mijn iemand.
‘Wie schat, wie bedoel je?’ Mijn argeloosheid is oprecht, alle concentratie is bij mijn schermpje.
‘Joost, Joost Berendsen.’
Pats. Nog sneller dan die dansers gisteren op tv, draait mijn concentratie 180 graden. Van de spannende geile Joost van het schermpje naar de verkondiger van het drama over barbecue-met-Joost-en-gezin.
De schrik is veel groter dan het doosje tact dat ik meestal zo gemakkelijk openschuif.
‘Je hebt wát gevraagd?’ Het klinkt net zo onbehouwen als ik het bedoel. De spijt komt weer eens na de zonde als ik zie hoe onthutst hij kijkt. Hoe brei ik dit nu weer recht? ‘Ik bedoel,’ zeg ik nu drie toonsoorten lager, ‘dat had je toch eerst even met mij kunnen bespreken.’ Ik zie het gezicht van Daan ontspannen. Een trut ben ik. Een trut die weet dat hij niet zegt: ‘Dat doe ik toch nu’.
‘Ja lieverd, ik heb het spontaan geroepen. Het is toch leuk, niet dan?’
Natuurlijk hou ik van deze lieve man. Zoveel vrouwen zouden direct willen ruilen, er zit zoveel zorgzaamheid, loyaliteit en vriendelijkheid in dat mooie lijf. Ik moet vandaag in geen enkele spiegel kijken, want Spiegelvrouw zal ongenadig zijn. Ik hoor het haar nu al zeggen: ‘Feeks, zo’n lieve man en jij verraadt hem!’ Zal ik maar gewoon zwarte doeken over alle spiegels hangen, lekker dramatisch uitpakken? Maar hoe doe ik dat dan met mijn lenzenspiegeltje? En mijn achteruitkijkspiegel? Nee, ze is onvermijdelijk aanwezig. Zucht.
Daan ziet en hoort de zucht. Meteen schiet er een schuldige trek over zijn gezicht. Arme man, hij denkt dat ik hem iets verwijt. Daar komt ie al.
‘Lief, als het niet uitkomt met de barbecue dan doen we het gewoon niet hoor. Je hebt het druk genoeg.’ De liefde op zijn gezicht laat me bijna janken. ‘Esther Malkaan, los het op,’ roept Spiegelvrouw. Dat mens bemoeit zich nu ook al met me zonder dat ik haar zie. Het moet niet gekker worden.
‘Nee hoor, het is een goed idee,’ lieg ik mijn leven weer een stukje vooruit. Meteen voeg ik ferm toe, in de categorie dan hebben we het maar gehad: ‘Vraag anders of ze komende zaterdag tijd hebben, die staat nog open bij ons.’
Joost Berendsen reageert binnen twee minuten op het appje van Daan. Dat het een prima idee is, leuk om het hele gezin eens te ontmoeten. Het appje dat ik hem daarna stuur, heeft geen enkele vrolijke toon, maar het kwaad is al geschied.
Fee heeft net zoveel verschillende glimlachjes als Eskimo’s woorden voor sneeuw. Het meest vileine glimlachje toont ze nu, nadat ik over het barbecueplan vertel.
‘Mijnheer J. en zijn gezin komen barbecueën bij jullie?’ Ze pakt het in als een vraag, maar ik geef geen antwoord. Elke reactie is olie op het vuur van Fee. Zelfs dit niet reageren.
‘Oh, je bent nou al met stomheid geslagen, dan ben ik benieuwd naar zaterdag.’
‘Trut. Jij hoort me te helpen in noodsituaties. Vroeger, heeeeel vroeger, was je mijn beste vriendin.’
Het glimlachje verhuist van vilein naar spottend. ‘Lieve Es, ik wil je overal mee helpen, maar je maakt het niet gemakkelijk met je barbecuefeest.’
Ik knik. Fee heeft bijna altijd gelijk en in dit geval helemaal.
Hij zal zich gedragen. Dat heeft hij bezworen in de honderd appjes die ik er deze week aan heb gewijd. Of ik zenuwachtig ben, vroeg hij. De lul. Nee hoor Joost, ik ben helemaal niet zenuwachtig. Zie er erg naar uit om jou, je vrouw en drie kinderen te ontmoeten en mijn gezin ook opgepoetst klaar te zetten voor het gezellige samenzijn. Wat zal ik me op mijn gemak voelen tussen al die ontspannen mensen.
Pinot Grigio heb ik gekocht. Toevallig dat ene merk met die paradijsvogel er op. Misschien vinden ze dat wel lekker, zou erg toevallig zijn als het de favoriete wijn blijkt te zijn. Goh, nooit gedacht.
‘Mam, moeten we dan de hele avond erbij blijven?’ Maartje kijkt me aan met een gezicht vol puberongeluk. ‘We kennen die mensen toch helemaal niet. En ze hebben jongens.’ Dat laatste klinkt alsof ze vertelt dat ze een open wond heeft die is gaan etteren.
‘Schatje, misschien kunnen jullie wel met ze over voetbal praten of over de Formule 1?’
‘Ja, of over auto’s!’ Dochter speelt mee.
‘Meiden?’
‘Wielrennen?’
Ik geef haar een knuffel. ‘Komt vast goed. Laat het los, het wordt gezellig. Ceel blijft tot negen uur, je redt het wel.’
Ze knikt. Mijn stuurs pubertje is weer bijgedraaid. Mooi, straks hebben acht van de negen mensen het naar hun zin. Kon slechter, moet ik van mezelf denken, maar op de één of andere manier blijf ik wat rusteloos.
Miriam blijkt een hele leuke vrouw te zijn. Goddomme. Ze is open, spontaan en vriendelijk. We kletsen ontspannen, terwijl de mannen de barbecue in de gaten houden. ‘Waarom is dat trouwens,’ vraagt Miriam. ‘Waarom krijg je ze niet de keuken in, helpen ze hooguit een keertje met het snijden van groente, halen ze pizza als je zelf een avond weg bent, maar als de barbecue er staat zijn ze plotseling chef en blijken ze van elke vleessoort precies de baktijd te weten?’ We spotten de twee gewichtig kijkende heren, ze stralen uit dat het niet gaat om even wat bakken, maar om heuse vlees- en visbereiding.
‘Soms zijn ze verrassend anders dan je altijd dacht.’ Mijn antwoord is luid genoeg om beide mannen te laten opkijken. Die van mij geeft een lieve blik. Die andere man… Ik ben blij dat Miriam haar aandacht even bij één van haar zonen heeft.
Het zijn leuke jongens. Bas is de benjamin, 12 jaar en verlegen. Alex, is nog wat kinderlijk voor zijn vijftien jaar. Zijn wereld zit nog in het laptopje. Dat geldt niet meer voor Thijmen, die is al een stap verder. Ik zie een mooie jongen van zeventien met praatjes, hij lijkt op zijn vader. Hij maakte een paar complimenten aan Maartje en dat blijkt wonderbaarlijk effectief. Als beste vrienden laten ze elkaar youtube-filmpjes zien en kletsen ze over de vreselijke school, wedijverend welke school dan het meest verschrikkelijk is.
‘Die hebben elkaar gevonden,’ constateert Miriam.
‘Ja, terwijl ze jongens toch vooral stom vindt.’
‘Zo ziet het er niet uit.’ Ze fluistert alsof ze bang is dat ze dit zou verstoren.
Opeens slaat de schrik om mijn hart. Nee, zo ziet het er inderdaad niet uit.
Een beeld komt binnenwaaien.
Maartje die huppelend op me af komt. ‘Mammie, de wereld is prachtig mooi.’ Ze straalt. ‘Ik ben zo gelukkig, wist niet dat liefde je op die manier kan veranderen.’
‘Liefde?’
‘Ja mam, Thijmen en ik, de wereld mag het weten, wij zijn voor elkaar en van elkaar!’
Thijmen komt ook opeens binnendansen. ‘Dag schoonmoeder, mag ik je zo noemen?’ Ik wil antwoord geven maar dat lukt niet, ze moeten nog zoveel kwijt. Thijmens ogen schitteren als diamanten. ‘Wat zult u trots zijn op uw dochter! Ze is hemels.’ De jong-verliefden kijken elkaar aan en plotseling vliegen er vredesduifjes door de scène heen en hoor ik harpmuziek.
‘Esther! Hallo aarde!’ Daan staat voor me. ‘Wil je een stukje vis?’
‘Oh uh, ja, graag.’ Ik kijk naar de plek waar ze net nog zaten. Leeg. De tuin is niet zo groot, hier zijn ze niet. Binnen? Wat moeten ze binnen? Op de kamer van Maartje?
‘Even plassen.’ Ik schiet weg. Keuken, woonkamer, geen jong geliefden. Ik stamp naar boven, dit moeten ze horen wat ze ook aan het doen zijn. Ik klop en wacht. Dat doe ik nooit. Nou, dat kloppen wel, maar dan ga ik niet wachten tot ze ‘binnen’ zegt. Nu wel. Na een paar tellen opent Maartje de deur. Haar haren zitten niet wilder dan normaal, de knoopjes zijn allemaal nog…Esther!
‘Wat is er? Waarom sta je hier te wachten?’
Ik voel me ontzettend stom. ‘Euh, er is vis. Willen jullie vis?’
‘Nee mam, we kijken Netflix. Roep maar als we aan het ijs beginnen.’
Er druipt een vrouw af naar beneden. Een vrouw die tot voor kort alles in eigen hand had. Haar kinderen, haar relatie en haar minnaar.
Er druipt een vrouw af naar beneden. Een vrouw die alles ziet veranderen. Dochters die hun eigen programma draaien, een man die nieuwe vrienden maakt, een minnaar die een leuke echtgenote heeft. De vrouw schudt haar hoofd. Het leven maakt een groeisprong, kan ze nog mee?
Wat een toeval. Als ze beneden komt staat Joost daar bij de toiletdeur. Die wilde ongetwijfeld net naar binnen gaan, want het toilet is niet bezet. Dat is maar goed ook, want diegene zou er nu niet meer uit kunnen. Er wordt namelijk een vrouw stevig tegen de deur geduwd. Ze wordt gekust, en kust gretig terug. Ergens klinkt ‘dat kan toch niet,’ maar zelden zat er zo weinig overtuiging in die frase. Handen overal. Er wordt gehijgd.
Een paar minuten later komt Joost naar buiten.
Of hij weet waar Esther is, vraagt Daan.
‘Die zal wel haar make-up aan het bijwerken zijn of zo.’ Joost geeft een knipoog.
‘Ja, zo zijn ze,’ lacht Daan en gooit er ook een knipoog tegenaan.
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply