De weegschaal in de badkamer heeft goed nieuws. Twee kilo in twee weken. Normaal gesproken zouden in huize Malkaan de slingers worden opgehangen en Gloria Gaynor op vol volume haar triomf zingen. Nu niet. Ik ben zelden zo ver weg geweest van de trots en levensvreugde van I will survive. Zachtjes hum ik een stukje refrein. Oh no, not I, I will survive. Oh, as long as I know how to love, I know I’ll stay alive.
Ja die Gloria, die weet hoe ze lief moet hebben, die maakt haar keuzes. Die zou niet eens aan die Remco-met-zijn-zweetplekken zijn begonnen, had Joost al lang uitgezwaaid en Daan zijn terechte voetstuk gegeven. Do you think I’d crumble? Did you think I’d lay down and die?
Nou, zoals ik me nu voel lijkt me dat allemaal niet uitgesloten.
Spiegelvrouw is – bij wijze van hoge uitzondering – vandaag de liefste van ons twee: kom op meid, niet zo somber, ga naar buiten, beweeg, verzet je zinnen!
Oké, daar kan ik iets mee. Zondagochtend, 10 uur, buiten is het fris maar niet koud, ik ga een stuk fietsen. De lichaamsbeweging begint al voordat ik buiten ben, beide banden zijn te zacht. Waar is die pomp? Natuurlijk op de laatste plek waar ik kijk, maar kom op, Esther Malkaan gaat de rest van de dag alleen maar vrolijk zijn, dus wat maakt het uit. Mooi toch dat we zo’n pomp hebben, en dat ik die fiets kreeg van mijn man, met die 21 versnellingen die gretig op mijn trapkracht wachten, en dat ik zo’n lieve man heb, en twee prachtige dochters, had ik die mooie baan al genoemd en mijn lieve vriendin. Kijk, Esther, zo kan het ook: geniet.
De polder strekt zich voor me uit. Wat is het hier toch prachtig. Het fietsje pakt elke versnelling die ik voorstel, het waait nauwelijks, de wereld is van mij. Als ik een uurtje later een kopje koffie drink in een gezellige kroeg, ben ik al flink opgeklaard. Ik voel mijn benen en mijn kont. Goed nieuws lijkt me, heb ik die spiergroepen toch maar mooi aan het werk gezet. Gloria zou trots zijn. Op de terugweg nog even langs Fee? ‘Goed idee,’ roep ik hardop. De mensen om me heen kijken opvallend onopvallend naar dat mens dat in zichzelf praat. Dat mens zwaait naar ze: ‘Mooie dag toch!’
Als ik nog maar net op de terugweg ben, word ik gebeld. Daan. Wat gek, die belt nooit. Wel een appje of een antiek sms-je, maar bellen?
‘Dag schat,’ roept mijn hervonden blijheid. Aan zijn stem hoor ik dat die blijheid tamelijk eenzijdig is. Hij valt maar meteen met de deur in mijn idyllische polder.
‘Ik denk, ik zeg het maar even voordat je thuiskomt, kun je alvast aan het idee wennen. Ceel heeft gisteren nog een…’ – het momentje stilte vult het eigenlijk al in – ‘tattoo laten zetten.’
‘Wat!’
‘Yep, nog eentje uit de pinguïn-reeks, op de andere schouder.’
‘Dank je wel,’ zegt iets automatisch tegen de telefoon. Ik druk op het rode stipje.
In mijn fietsbel zie ik een glimp van Spiegelvrouw. Die probeert nog iets van: evenwicht, yin en yang, liever op schouder dan onderarm… Dan houdt ze uit zichzelf op. Goed begrepen.
Als je heel hard vloekt kun je ontzettend hard fietsen. Blijkt. Mijn fiets, mijn lijf en mijn dampende kop stormen over de weggetjes richting Ceel. Na een minuut of tien besluit ik dat het veiliger is voor iedereen als ik toch eerst maar bij Fee langsga. Een paar kilometer voordat ik er ben, besluit de achterband van mijn fiets stelling te nemen tegen mijn boze gestamp. Ben ik nou zo’n vrouw die overal de lucht uit perst? Ik mag drie kwartier lopen om daar over na te denken. Inmiddels voel ik spieren waarvan ik het bestaan niet kende. Door mijn woeste fietstocht is mijn shirt doorweekt. Frisse vrouw om zo bij Fee aan te kloppen. Nou ja, ze zal het me wel vergeven. Ik gooi die klotefiets tegen de muur en steek bijna gedachteloos de sleutel in Fees voordeur. Dan bedenk ik me, net op tijd, dat het zondag is. Misschien is ze niet alleen. Opeens zie ik het beeld weer voor me van vorig jaar. Mijn onaangekondigde zondagochtendbezoek, waarbij ik denkend aan sterke koffie en met verse broodjes in mijn hand, in alle onschuld plots bij haar binnen stond. Wat een slaapkop, dacht ik nog toen ik haar slaapkamer inliep. Bleek ze niet aan het slapen te zijn, en die mijnheer ook niet. Oeps. Ik bel netjes aan.
‘Es, zit toch niet zo te zeiken over die tattoo. Ken jij nog mensen die er geen hebben?’ Fee is helder als altijd. ‘Rechters, advocaten, artsen – iedereen heeft ze.’
Ik wil nog iets piepen over dat die mensen allemaal niet aan mijn navelstreng gehangen hebben. Dan overweeg ik nog het argument dat ze vast geen pinguïn als uitdossing hebben gekozen. Ik streep die antwoorden al door voordat Fee ze met de grond gelijk maakt. Dan zegt ze iets wat de kern raakt. ‘Ik denk dat je vooral boos bent, omdat ze het niet van tevoren met jou bespreekt. Blijkt ze plotseling groot te zijn en haar eigen keuzes te maken.’
Narrig laat ik die opmerking liggen. ‘Heb je nog koffie?’ luidt mijn overgave.
‘Natuurlijk schat, je bent er aan toe.’
Ik merk dat ik langzaam ontspan. Nergens kan ik zo mezelf zijn als hier. Ze plaagt me nog wat met Daans nieuwe hobby, met het Remco-debacle en mijn fietsavontuur. ‘Jij moet ook niet sportief gaan zitten doen, dan word je onmiddellijk gestraft!’
Ik zeg niets, maar een honderdtal pijnlijke spieren knikken bevestigend. Snel naar een ander onderwerp. ‘Hoe is het op het werk met de boeven?’ Dat blijkt een goede vraag te zijn.
Als het rechtvaardigheidsgevoel van Fee wordt geraakt, dan spat dat meteen van haar gezicht. Ze vertelt over een ettertje dat de hele buurt terroriseert. Mensen durven nauwelijks meer buiten te komen, hij treitert en intimideert hun geluk kapot. Maar, te weinig bewijs en een te goede advocaat. ‘Moet het Klootzakken Opruim Team in actie komen?’ luidt mijn automatische vraag.
Onmiddellijk reageert ze. ‘Hij kent mij, maar je kunt hem wel alleen aan.’
Er blijkt heel wat frustratie in mij opgestapeld te liggen, want op één of andere manier kan ik nauwelijks wachten om hem aan te pakken. ‘Intimideren? Dat kan ik denk ik ook wel.’
Fee houdt haar hoofd een beetje schuin. ‘Dat weet ik wel zeker. Pas je wel op, Es?’
Na nog een kopje koffie en de belofte dat ik het mannetje duidelijk, maar niet overdreven zal aanpakken, vertrek ik. Met Fees fietspomp in mijn handen loop ik naar buiten. Geen fiets tegen de muur, geen fiets links, geen fiets rechts..! Ik voel in mijn zakken: geen fietssleutel. Mijn kop gaat even op nul, mijn handen trillen. Driftig veeg ik de tranen uit mijn ogen. Godverdegodver. Mijn fiets, mijn fiets van Daan. Raak ik nou alles kwijt!
Esther Malkaan is een stoer wijf. Esther Malkaan heeft haar leven in de hand, ook als het eens wat tegenzit. Als ze thuiskomt heeft ze meteen een volwassen gesprek met haar dochter. Wel blijven haar handen een beetje trillen, maar ach.
Die avond spreekt ze verstandig met haar man. Over wat hij zoekt op die sites, over hoe hun relatie is, over wat ze van elkaar verwachten. Netjes volgens het boekje, alleen die handen blijven een beetje…
Verder alles onder controle. Esther redt het wel. Als ze drie dagen later, in haar KOT-outfit, dat kereltje in een houdgreep neemt, heeft ze zichzelf totaal in de hand. Hij piept dat niemand meer last van hem zal hebben. Zij zet nog wat meer druk op die ene arm, zodat blijkt wie de touwtjes in handen heeft.
Krak!
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
-
- Esther deel 1
- Esther deel 2
- Esther deel 3
- Esther deel 4
- Esther deel 5
- Esther deel 6
- Esther deel 7
- Esther deel 8
- Esther deel 9
- Esther deel 10
- Esther deel 11
- Esther deel 12
- Esther deel 13
- Esther deel 14
- Esther deel 15
- Esther deel 16
- Esther deel 17
- Esther deel 18
- Esther deel 19
- Esther deel 20
- Esther deel 21
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply