Het bonken in mijn hoofd zegt me dat ik gisteren gedronken heb. Het glas water en de paracetamol op mijn nachtkastje zegt me dat er iemand is die weet van mijn alcoholconsumptie en daarvan de gevolgen heeft voorzien. Als ik me omdraai, tref ik niet de lieve man aan die mij zo goed kent, maar een leeg bed. De wekker maakt duidelijk dat Daan al naar zijn werk is. Ik neem twee paracetamol – de uitvinder van dat spul heeft wat mij betreft een Nobelprijs verdiend – en in het half uur dat volgt, spoel ik de crematie van oom Menno in mijn hoofd terug. Dat ik altijd de wind in mijn haren mag voelen…
Ik vraag me af of hij wist van Joost. Nou ja, niet dat hij Joost kende, maar dat hij wist dat ik niet bepaald de meest trouwe vrouw ben die op deze aarde rondloopt. De wind in mijn haren. Dat gevoel had ik eerst ook bij Daan, maar dat ben ik ergens in de loop van ons huwelijk kwijtgeraakt. Bij Joost voel ik de wind op orkaankracht, bij Daan is het windstil. Meestal dan. De laatste keer dat we samen vreeën, was heel fijn. Dat begon en eindigde zacht en intiem, maar het tussenstuk was verre van zacht. Het leek alsof het Daan zelf verraste. Misschien is dat het wel. Ik ben bij Joost altijd op mijn leukst. Mooie setjes, de boel geschoren en fris gewassen, kinky Esther. Bij Daan ben ik gewoon Esther. Hardwerkende echtgenote van, moeder, maar niet de geile minnares die Joost in bed treft. Als ik voor Daan meer op mijn ‘Joost-best’ zou zijn, wordt het tussen ons vast anders. Beter. En dat zou mij rust geven. Mijn God wat ben ik aan rust toe. Ik verdwaal nu soms in de chaos van mijn eigen hoofd. Durf Fee niet eens alles te vertellen. Ik heb mezelf niet meer onder controle. Het wordt hoog tijd schoon schip te maken en Daan een eerlijke kans te geven.
‘Zullen we vanavond samen een stuk wandelen of fietsen?’ Daan reageert niet. ‘Schat?’ Geen reactie. ‘Daan?’ Mijn man, die niet op ‘schat’ reageert – wat zegt dat over onze relatie – kijkt me met grote ogen aan. ‘Zei je iets?’ Juist. Het wordt fietsen. ‘Fietsen we naar een terras en drinken we een wijntje,’ stelt hij voor. Ik knik, maar weet zeker dat we niet naar een terras gaan en dat er alleen bij een goede afloop samen wijn wordt gedronken. Die avond loods ik Daan naar een rustige plek net buiten de stad. We zitten op een strandje langs de rivier. Containerboten zorgen voor onrustig aanspoelende golven. Mijn ‘we moeten praten’ heeft Daan geïnterpreteerd als ‘praten over oom Menno’ en ik zie de rimpels in zijn voorhoofd als ik zeg dat dit niet over oom Menno gaat.
‘Ik ben vreemdgegaan.’ Ik knal ‘m er glashard in. Er is geen weg terug. Daan kijkt me aan, lacht een zenuwachtig lachje. ‘Niet echt, toch?’ Ik vraag hem wat hij onder ‘niet echt’ verstaat. ‘Ehhh, nou ja, je weet wel, als in ehhh, seks?’ Daan, lieve, lieve Daan. In één van Fees en mijn favoriete films ‘Bridges of Madison County’- heerlijk langzaam en met een waanzinnig sexy Harrison Ford – ontdekt een zoon dat zijn inmiddels overleden moeder ooit iets met een andere man heeft gehad. Hij vraagt zijn zus of zij denkt dat hun moeder met deze man naar bed is geweest. Zij lacht hem uit en zegt dat het heerlijk moet zijn als je zoals hij gelooft in Peter Pan en de Paashaas. Maar diezelfde gasten blijken ook in Daans hoofd te wonen. Dit wordt erger dan ik had voorzien.
‘Ja, Daan. Als in seks.’
Daan houdt zijn hoofd schuin. Zijn mond is wat opengevallen. Hij zegt niets. Ik popel om wat te zeggen, maar weet dat ik mijn mond moet houden. Dit is Daans paniekstand. Die herken ik uit duizenden. Het lijkt minutenlang te duren voordat hij vraagt naar het waarom. Hij klinkt bijna smekend. Alsof hij de vraag aan zichzelf stelt en niet aan mij. Waarom Esther? Ik wist dat die vraag zou komen. Hier heb ik over nagedacht. Ik moet dit bij mezelf houden, niet ook maar het kleinste deel van de schuld proberen door te schuiven.
‘Omdat ik het spannend vond. Ik wilde weg van rust, regelmaat en reinheid.’
Hij knikt. Peutert wat aan zijn nagels.
‘Zeg iets.’ Ik wil zijn hand vastpakken, maar ben bang dat hij me zal afwijzen. Daan blijft stil. Ergens in het groen achter ons blaft een hond. Mijn mond is droog. ‘Daan…’
‘Wanneer is het gebeurd?’ Hij kijkt me niet aan. ‘Ik bedoel, je was natuurlijk van streek na het telefoontje over oom Menno en, nou ja…’. Ik kan hier mee weg komen, spookt er door mijn hoofd. Daan denkt dat ik één keer met iemand anders naar bed ben geweest toen ik emotioneel niet alles op een rijtje had. Hij heeft geen idee over de omvang van het probleem. Maar nog voordat ik kan toehappen, word ik door Spiegelvrouw tot de orde geroepen. ‘Esther Malkaan. Ben je helemaal betoeterd. Denk aan Daan. Ceel en Maartje. Je zou het allemaal beter gaan doen.’ Ik sputter tegen. Iets over kleine stapjes. Maar Spiegelvrouw is onverbeterlijk. ‘Dit soort dingen doe je niet in kleine stapjes. Er is geen half-eerlijk zijn.’
Ik zie de zwaluwen dartelen. Het water voor ons is opmerkelijk rustig.
‘Het is vaker gebeurd en het had niets met het overlijden van oom Menno te maken. Sorry. Ik ga het niet mooier maken dan het is.’ Spiegelvrouw zal trots op me zijn.
Daan tekent met een stukje hout cirkels in het zand. ‘Dus het speelde al voordat je mij betrapte? Nou ja, niet dat ik ben vreemdgegaan, maar voordat je ontdekte dat ik op chatsites zat?’ Ik knik. Daan lacht, maar het is zo’n lach die nooit een echte lach wordt. Zijn rechteroog trekt. De man die ik ten overstaan van familie en vrienden eeuwige trouw heb beloofd, houdt zich met moeite staande. Een buitenstaander kan denken dat hij het goed oppakt, rustig ook, maar dat rechteroog vertelt mij een heel ander verhaal. En ik mag mezelf dan buitenspel hebben gezet, een buitenstaander ben ik allerminst.
‘Wat ben ik een sufferd zeg. Mijn vrouw gaat vreemd en ik heb geen idee. Ik dacht altijd dat je best tevreden was.’ Ik mompel iets over niet ontevreden maar ook niet echt tevreden.
‘Maar als ik vaker seks wilde, dan wou jij nooit. Dus wel met een ander, maar niet met mij?’ Eindelijk komt er een soort boosheid los, al spreekt Daan de woorden met een berusting uit die ik niet verdien.
‘Ken ik hem?’ Ineens is daar de eenmiljoenvraag. Ken ik hem. Als ik Daan zeg wie het is, gaat de prille vriendschap tussen hem en Joost verloren. Dat is zeker. Spiegelvrouw lacht schamper. ‘Tuurlijk Es, daar maak jij je echt zorgen over. Jij kunt gewoon geen afstand nemen van Joost. Kleine stapjes, hè? Hou jezelf voor de gek.’
Ik ben een trut, denk ik niet voor de eerste keer bij mezelf. Dit gaat inderdaad helemaal niet over de mogelijke vriendschap tussen Daan en Joost. Dit gaat over definitief afscheid nemen en bekijken of Daan en ik de draad weer kunnen oppakken. En dat gaat niet als Joost aan het einde van die draad trekt. Nu zeggen wie het is, betekent eindelijk een keuze voor Daan en het verkleint de kans op terugval enorm. Ik moet het zeggen.
‘Of je hem kent?’
Nu kijkt Daan me wel aan. Er is geen ontkomen aan.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Nee, je kent hem niet.’
Dit is het laatste deel van de feuilleton Esther. Wil je de andere delen lezen?
-
- Esther deel 1
- Esther deel 2
- Esther deel 3
- Esther deel 4
- Esther deel 5
- Esther deel 6
- Esther deel 7
- Esther deel 8
- Esther deel 9
- Esther deel 10
- Esther deel 11
- Esther deel 12
- Esther deel 13
- Esther deel 14
- Esther deel 15
- Esther deel 16
- Esther deel 17
- Esther deel 18
- Esther deel 19
- Esther deel 20
- Esther deel 21
- Esther deel 22
- Esther deel 23
- Esther deel 24
- Esther deel 25
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply