Nacht
Nacht
Het is 2 uur in de nacht, mijn favoriete tijd. Om me heen is het donker en stil. Heel in de verte hoor ik een vrachtwagen op weg naar ergens. Ik verplaats me in gedachten naar zijn cabine. Ik ben alleen op de weg, niemand voor me, niemand achter me. De hele weg ligt open en wie weet waar ik morgen ben. Ik herinner me dat ik als kind dromerig uit een autoraampje keek naar alle lichten van de stad waar we voorbij reden.
Alleen maar niet echt
Ik zat veilig, besloten in de kleine auto. Kijkend naar de rug van mijn vader die reed wist ik dat alles goed was. Wij waren alleen op de wereld. Alle mensen zaten besloten in hun eigen wereld, achter hoge torens van glas en steen. Maar wij niet, wij reden ergens heen. Waarheen dat maakte me helemaal niets uit. Als we maar weg gingen. Van de ene plek waar we vandaan kwamen naar ergens. De wereld lag voor ons open.
Logeren
Ik logeerde regelmatig bij een vriendin die aan een drukke doorgaande weg woonde. Wanneer het bedtijd was lag ik nog geruime tijd wakker. Ik hoorde de auto’s voorbij razen en zag hun lichten op de muur en het plafond in onze slaapkamer. Ik kroop lekker onder de warme dekens en droomde over verre reizen. Over het rijden door de nacht, alleen in een auto. Besloten, veilig en tegelijk spannend. Want ik wist nooit waar ik zou eindigen.
Droom
Nu, zoveel jaren later kan ik nog dromen over donkere nachten en lichtjes in de verte. Op weg naar ergens, maar wetend dat achter al die lichten die ik voorbij rijd ook mensen leven met misschien dezelfde dromen. Altijd op weg naar iets. Hopend, dromend, verlangend. Die droom mag niet uitkomen, de droom is het verlangen zelf. Ik wil altijd blijven dromen over hoop, over ergens heengaan, ergens naar onderweg zijn. Het doel is niet het eindpunt, het doel is de reis.
The journey is the reward
Toen ik bovenstaande tekst op een mooie banner zag afgedrukt ergens in een klein, rommelig winkeltje in San Francisco wist ik dat ik dit op mijn kamerdeur wilde hebben. Ik kreeg het van een vriendin omdat het die dag mijn verjaardag was. Sinds die tijd hangt het trots op mijn kamerdeur en kijk ik er vaak naar. Meestal dringt het niet echt meer door. Ik ben er aan gewend geraakt.
Wakker
En ineens word ik wakker uit een droom die me bracht naar een kleine volle zaal met een Indiase guru die ons allen helpt herinneren dat het leven gaat om de reis die we maken en niet om het einddoel. Dat is niet het belangrijkste. Hoe dan ook, dat einddoel halen we wel. Maar wat hebben we in de tussentijd gedaan. Waar zijn we naar toe geweest? Hoeveel lichtjes hebben we onderweg gezien? Wie komen we tegen op onze reis en hoe erg is het om delen van onze reis alleen door te brengen? Ik loop naar de keuken om een glas water te halen en blijf staan voor mijn kamerdeur.
Mijn reis
Mijn reis is mijn beloning. Mijn beloning voor dit leven. Komt het door dat kleine deel zigeunerbloed dat ik mee mag dragen dat ik zoveel van reizen houd? Of is het dat gevoel dat je ergens naar op weg bent en dat het niet uitmaakt waar je eindigt? Mijn reis is mijn beloning. Half dromend zit ik achter mijn bureau en zet deze gedachten op ‘papier’. Het is kwart over 2. Mijn reis is nog lang niet over. Maar voor nu leg ik mijzelf weer tevreden en dankbaar onder de dekens en droom verder over Indiase guru’s en andere gidsen die mij op weg helpen naar het grote ergens.