Vincent, Dianthe en het schilderij
Eindelijk vakantie! Opgewekt loop ik naar de lift om beneden mijn skispullen te inspecteren. Ik verheug me ontzettend op de vakantie en ben in een opperbeste stemming. Als ik beneden ben, loop ik naar de berging. Ik open de deur en ga naar binnen. Dan hoor ik een geluid en voor ik weet wat er gebeurt, voel ik een slag op mijn hoofd en sla ik tegen de grond.
Donker
Kreunend word ik wakker. Ik voel pijn in mijn hoofd en in mijn zij. Dit is toch niet mijn bed waar ik in lig? Ik probeer overeind te komen en merk dat ik me in de berging bevind. Het is aardedonker of lijkt dat zo? Nee, het is zo, slechts een klein beetje licht van de straatlantaarns komt door het niet al te grote raampje naar binnen. Dan moet ik hier al een behoorlijke tijd gelegen hebben.
Wat is er gebeurd?
Als ik –wat ongemakkelijk- tegen de muur aan ga zitten, kreun ik van de pijn in mijn zij. Er zit toch geen kogel in?? Ik betast mijn zij en voel niets wat er niet hoort. Waarschijnlijk heb ik een klap op mijn hoofd gehad en ben ik met mijn zij ergens tegenaan gekomen, voor ik viel. Wat is er toch gebeurd? Als mijn ogen aan het schamele licht gewend zijn, ontdek ik iets…
Verdwenen schilderij
Verschrikt val ik bijna weer in zwijm. Ik probeer op mijn horloge te kijken, maar kan niet zien hoe laat het is. Maar wat wel scherp op mijn netvlies gebrand staat, is de lege plek op de muur tegenover mij. Het schilderij is verdwenen! Ik blijf naar de lege plek staren. Dat kán toch niet waar zijn?! Wie kan er belang hebben bij mijn belangrijkste bezit dat bovendien een erfstuk is. Ik had het zorgvuldig ingepakt in de berging gezet. Maar nu het weg is, dringt het gevoel van de totale ramp zich aan mij op.
Dante
Tranen dringen mij naar de ogen. Ik, de stoere Vincent die nooit een traan laat, die zich jaren geleden heeft gepantserd. Af en toe breekt buurvrouw Dianthe door mijn muren heen als ze me met een stralende lach vraagt of ik bij haar koffie kom drinken. Gewoontegetrouw sla ik dat af. Toch hunker ik vanbinnen wel naar contact, vandaar die wintersportvakantie in groepsverband. Dan hang ik de vlotte jongen uit.
Geen plezier in vakantie
Ik slaak een diepe zucht. Ik zal geen plezier meer hebben in de vakantie. Het schilderij is weg… De omgeving draait plotseling om me heen en ik zak weg. Weer word ik wakker. Hoelang zit ik hier nu al? Ik heb geen besef meer van tijd. Mijn zij doet zeer en het bonkt in mijn hoofd. En o… die lege plek! Het schilderij. Wie is zo laf geweest om mij neer te slaan en het te stelen?
Moeder’s schilderij
Het schilderij is zó belangrijk voor mij en toch kan ik er niet tegen dat het in mijn woning aan de muur hangt. Dan moet ik steeds aan haar denken… Aan mijn moeder – ook al was ze anders dan andere vrouwen – ik voel me met al mijn vezels aan haar verbonden, maar ik voel ook afkeer. Ik heb geen broers en zussen. Soms denk ik: Had ik ze maar wel gehad, dan was ik niet zo eenzaam geweest. En toch koester ik die eenzaamheid. Lekker veilig achter mijn muur…
Excentriek
Ja, een mens kan raar in elkaar zitten. Ongetwijfeld heb ik wat van mijn moeder geërfd. Zij was excentriek, ik in zekere mate ook. Maar ze heeft me té veel beschermd; ik mocht nergens heen als kind. Ze zei dat ik het nergens zo goed had als thuis, bij haar. Klasgenootjes durfde ik niet mee te nemen, ik was bang dat ze mijn moeder raar zouden vinden.
Grootvader
Ik zat vaak naar het schilderij te kijken. Mijn moeder heeft me verteld dat mijn grootvader het geschilderd heeft. Hij droomde ervan om ooit in Frankrijk te gaan wonen. Hij verslond boeken over dat land en schilderde verschillende Franse gebouwen. Het schilderij dat ik geërfd heb is getiteld: Le pavillion blue. Het is een romantisch, blauw geschilderd gebouwtje dat in 1880 gebouwd is.
Wat is erger?
Ik zucht en kijk weer naar de lege plek. Zal ik dit schilderij missen? Wat vind ik erger, dat iemand mijn privacy heeft geschonden of toch het stelen van het schilderij? Had ik het nu maar verkocht, dan had ik nog geld voor gevangen. Hoewel je je af kunt vragen of iemand belang heeft bij een schilderij van een Frans huis. Bovendien is de lijst hopeloos ouderwets, hoewel er altijd wel mensen zijn die dat mooi vinden. Maar ach, wat zit ik te piekeren, het schilderij is verdwenen, foetsie, weg! Als mijn moeder dat wist, zou ze zich omdraaien in haar graf.
Had ik maar…
Ik begin weer weg te doezelen, ondanks dat ik het koud begin te krijgen. Ik schrik wakker van een geluid van mensen die in de gang voorbij lopen. Dan realiseer ik me weer waar ik ben en wat er gebeurd is. Het schilderij…. het schilderij… Had ik het toch maar opgehangen thuis. Want ondanks mijn gedachten over verkopen, weet ik zeker dat ik dat nooit gedaan zou hebben.
Verbintenis
Ik zit er met al mijn vezels aan verbonden. Toch? Of denk ik dat alleen maar? Is dat alleen in mijn beleving zo? Waaróm zou ik aan een schilderij vastzitten? Omdat het een erfstuk is? Omdat mijn voorvader het geschilderd heeft? Omdat er een Frans huis op staat?
Verkouden
Ik slaak een diepe zucht. Ik kom er niet uit. Ik hoor weer een geluid in de gang en begrijp dat ik om hulp moet roepen. Als ik het wil proberen, komt er een schor gefluister uit mijn keel. Wat is dát nu weer? Laat mijn stem me in de steek? Ik probeer nog eens te roepen, een vreemd geluid ontsnapt aan mijn lippen. Ach ja, dat is waar ook, ik ben verkouden. Zo gauw ik ook maar een koutje te pakken heb, slaat het op mijn stem.
Schilderij
Ik slaak een diepe zucht. Hoe kom ik hieruit? De vreselijke pijn belet me om overeind te komen. Wat een ellende. Waaróm is dat schilderij gestolen? En door wie? Volgens mij weet niemand iets van dat ding af. Wie verwacht er nou een schilderij bij iemand in de schuur? Diegene moet ervan geweten hebben, dat kan niet anders. Hij heeft me opgewacht, want hij zag natuurlijk geen andere mogelijkheid om in de schuur te komen. Ik peins me suf maar kan niemand bedenken.
Mobiel
Hoelang zit ik hier al? Voor mijn gevoel toch wel een paar uur. Mijn koffer had al gepakt kunnen zijn! Ineens bedenk ik iets, mijn mobiel zit in mijn broekzak! Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Ik kan de politie toch bellen? Ik toets de cijfers in en zie dan dat de energie langzaam uit het toestel verdwijnt… Ook dát nog! Als ik eerder had gebeld, was dat ding nog niet leeg geweest. Gefrustreerd smijt ik het toestel van me af en zucht diep. Weer probeer ik overeind te komen. Ik kreun van de hevige pijn die dat veroorzaakt.
Mijn buurvrouw
Het gezicht van Dianthe verschijnt in mijn gedachten. Ze is toch wel een érg mooie vrouw en lief ook, want ze geeft geen blijk van teleurstelling als ik weiger om bij haar op de koffie te gaan. Waarom heb ik dat eigenlijk altijd geweigerd? Om mijn imago als einzelgänger hoog te houden? Ik haal mijn schouders op. Ik bedenk dat ik eigenlijk best wel graag contact met haar zou willen hebben. Een gekke gedachte komt in me op: Een buurvrouw in plaats van een schilderij van een Frans huis… Ik kan toch beter aan háár denken dan aan dat allesoverheersende schilderij?
Loslaten
Ik moet aangifte doen. Ik ben tenslotte in elkaar geslagen en er is iets kostbaars gestolen. Iets kostbaars? Iets dat symbool staat voor knellende banden en diepe eenzaamheid! Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik tot het besef kom dat het bevrijdend is om het schilderij niet meer in bezit te hebben. Ik voel me verlost van iets dat veel erger is dan het opgesloten zitten in je eigen berging en neem een besluit: mocht ik hier ooit uitkomen, dan begin ik een nieuw leven. Een leven zonder moeder, een leven zonder schilderij.
Koffiedrinken
Weer hoor ik een geluid. De deur zwaait open. “Vincent!” roept Dianthe ontdaan. “Wat doe jij hier?”“Dianthe! Wat heerlijk dat je er bent!” roep ik blij en verrast. “Ik… ik…” Dan verlies ik voor de zoveelste keer mijn bewustzijn en hoor nog vaag dat ze zegt: “Ik neem je mee naar mijn huis, dan gaan we gezellig koffiedrinken!”
Leave A Reply