Ik zit al een half uur voor me uit te kijken, en dat is niet omdat het functioneringsverslag van Jennie nou zo ingewikkeld is. Jennie doet het uitstekend. Jennie wel. Mijn hoofd wordt door iets heel anders bezet. Twijfel. En nee, er is helemaal niets mis met twijfelen. Natuurlijk ken ik de hippe glossy-praat: ik voel intuïtief aan wat ik moet doen; ik weet het altijd meteen; lang nadenken lost niets op. Maar daarin zit net zoveel waarheid als in: strakke buikspieren in vijf minuten. Nee, laat mij maar gewoon twijfelen over Joost. Gisteren heb ik een ouderwets stukje papier gepakt en aan de linkerkant alle redenen gezet… Enfin, gelijkspel natuurlijk.
Plots dringt zich één van de tegeltjes naar voren die mijn moeder in mijn hoofd heeft gehangen: bij twijfel niet inhalen. Iets dat sterker is dan ikzelf, pakt mijn spiegeltje. Spiegelvrouw spreekt het verlossende woord: ‘De twijfel is het antwoord’. Nijdig klap ik het spiegeltje dicht – filosofisch kutwijf.
Maar mijn knopen zijn geteld en gaan voor één persoon op deze aarde niet meer open. Ik zucht, maar de opluchting blijft uit.
Tegeltjes, zuchten en een zwaar gemoed: voldoende associaties om aan mijn moeder te denken. Er tuimelt een beeld naar binnen dat ik nooit meer heb teruggezien, maar meteen herken.
Ik ben ongeveer zes jaar oud en kom thuis uit school. De zon schijnt en eindelijk waait het een beetje. Ik besluit mijn nieuwe vlieger te pakken, nog voordat ik mijn ‘Dag mam’ over het erf heb geroepen. Vrolijk trek ik de klink van de achterdeur naar beneden en storm naar binnen. Mam en oom Harrie zitten in de keuken. Mams haren zitten een beetje wild, zoals die van mij als ik net uit bed kom, nu weet ik opeens waar ik het van heb. Ik heb mam nog nooit met zulke haren gezien. ‘Het waait, ik pak de vlieger,’ roep ik, en storm door naar de grote kast.
Wat doet dit fragment in mijn hoofd. Het moet een betekenis hebben, want het lijkt zorgvuldig door mijn onderbewuste te zijn uitgeknipt. Alles vooraf en daarna ontbreekt, alleen deze paar beelden. Ma, wilde haren, oom Harrie. Wie was die Harrie eigenlijk?
Het functioneringsverslag van Jenny verbleekt nu helemaal en langzaam verschijnt de naam van ma op het voorblad.
Ik graaf verder. Pa en Menno maakten af en toe wat speciale ijzerwaren voor die Harrie, hij stond daarmee op de markt. Hij praatte veel, ja, hij praatte heel veel. Terug naar het fragment. Ik probeer beeldje voor beeldje af te spelen. Waar zaten ze in de keuken. Ik weet het niet precies, maar ze zaten niet tegenover elkaar aan de tafel.
Zag ik nog iets aan mam? Ik was zo verbaasd over de wilde haren dat mijn hele aandacht daar naar toe ging. Zag ze er geschrokken uit, rood? Ik geloof, maar heb er geen echt beeld van, dat ze snel iets gingen verzitten.
Voorzichtig klap ik mijn spiegeltje weer open. Spiegelvrouw weet nog wel eens wat over mam. ‘Projecteer je nou je eigen avontuurtjes op je moeder?’ Ja hoor, dat had ik kunnen verwachten, de frontale benadering.
‘Ik ga het aan oom Menno vragen,’ zeg ik en kijk er heel beslist bij. Voor ik haar dichtklap zie ik nog net hoe Spiegelvrouw ietwat mistroostig haar hoofd schudt.
Fee kijkt me aan alsof ik gek geworden ben en doet geen enkele moeite om haar gezicht in de door mij gewenste plooien te trekken. ‘Briljant! Je gaat eerst naar oom Menno om te vragen of je moeder een verhouding had en daarna ga je naar Meneer J. om het uit te maken. Wat wil je dat ik zeg? Dat het de twee beste ideeën zijn die ik sinds lange tijd heb gehoord?’
‘Je moet gewoon zeggen wat je er van vindt, Fee Finkelbrand. Daar heb je anders ook geen moeite mee.’
‘Ah, de achternaam-noem-modus. Mevrouw is in de stress. Kom, we doen een drankje.’
‘Nee, ik moet nog rijden.’
‘Oh ja, naar Brabant, naar je jeugd en de verborgen waarheid.’ Fee reageert met een voor mij onbekende combinatie van een schampere stem en serieuze blik. Wat ze daarna zegt, reist de hele rit met me mee. ‘Lieverd, alles weten maakt dromen dood.’
Daar rijdt Ridder Esther in haar fiere blauwe Dyane. De dromen-doodster gaat haar monsters tegemoet. Die van heden en verleden. Eerlijkheid en rechtvaardigheid drijven haar.
Ik heb oom Menno van tevoren niet gebeld. Hij is altijd thuis. Blij staat hij al bij de auto nog voordat ik ben uitgestapt. Of ik ergens speciaal voor kom, moet hij even naar de Dyane kijken? ‘Nee oom, gewoon even bijkletsen, had ik zin in.’
Hij maakt thee, moppert dat hij geen koekjes in huis heeft, vraagt drie keer of ik lekker zit, ‘Of toch liever op de bank’ en schuift dan eindelijk naast me aan de keukentafel.
Alle oude verhalen komen voorbij, we poetsen ze op als nieuw. Voorzichtig laat ik ook ‘oom Harrie’ door de herinneringen heen lopen. Oom Menno pakt hem maar heel even vast. Zo te merken niet vanuit weerzin, maar gewoon omdat er weinig over hem te vertellen is. Dan zet ik me schrap. Zo meteen, als de woordenstroom van oom Menno even stagneert, dan breng ik het in. Ik kan het niet meer niet-weten. Dus moet ik wel-vragen.
Oom Menno’s stem, de woorden, het accent, de geuren in het huis, dat alles trekt me steeds meer het warme toen in. Daar kijk ik ontspannen rond, alles is er goed, een gouden kamer, en boven de toegangsdeur hangt een spreuk: alles weten maakt dromen dood.
Een uur later verlaat ik oom Menno. Twee tranen in mijn ogen: eentje voor hem, en eentje voor het niet-weten. Herstel: voor het niet-willen-weten.
‘Dapper, heel dapper, Ridder Esther,’ roep ik door de Dyane heen.
Mijn stem klinkt vrolijk, dan zal het wel goed zijn.
Tijdens de rit naar huis haal ik niet in. Mam zou trots zijn, niemand kan zo goed niet-inhalen als Ridder Esther. Zal ik morgen, naast de foto op het dashboard van Beer en oom Menno, ook het tegeltje van mam hangen? Hoe dan ook, rijdend richting Joost kan mijn voorbereiding niet optimaler zijn.
Halverwege de rit ligt een tankstation met een grote winkel. De tank is nog halfvol maar natuurlijk moet ik hem vullen, zekerheid voor alles, toch? Hé, de rekening van het tanken valt mee, dan kan ik ook nog wel wat chocolade meenemen, blijkt het dan ook nog twee voor de prijs van één te zijn. Ik zet mijn bakje even in een parkeervak. Mijn aankoop op schoot, wikkel eraf, lekker. Opeens voel ik me ontzettend ontspannen. Ik pak het briefje met Joost in het linker- en rechter-rijtje. Kijk nog eens kritisch naar de min-kant. Dat eerste is natuurlijk een beetje onzin, twee is een kwestie van perspectief, drie is nogal cultureel bepaald…
De chocolade is op. Met licht plakkerige vingers app ik Joost: Ik kom zo meteen van al je pluspunten genieten.
Onmiddellijk komt het antwoord: Hoop dat je veel tijd hebt.
Blijk ik toch niet geschikt voor een middeleeuws toneelspel, niet als ridder en niet als maagdelijke jonkvrouw.
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply