De glaasjes zijn ingeschonken, onze plekken op Fee’s bank ingenomen. ‘Fee, schat, je ziet er fantastisch uit!’
‘Vier en een halve kilo,’ roept ze. Haar glimlach vertelt hoe trots ze is. ‘Deze mevrouw is bikini-klaar.’
‘Past dit daar dan wel bij?’ Ik wijs naar de limoncellootjes die vrolijk op ons wachten.
‘Lief, om strandtent-klaar te zijn moet je twee dingen doen: strak zijn voor de bikini en getraind voor het zomerdrankje!’
‘Zomerdrankje? Fee, wij drinken dit jaarrond.’
Fee gooit haar armen omhoog alsof ze net een grote wedstrijd heeft gewonnen en roept: ‘Yes, Esther en Fee hebben het hele jaar zomer!!’
Gek mens. Heerlijk gek mens.
Ze buigt zich wat verder naar mij toe. ‘Saskia van mijn werk was minder enthousiast over mijn uiterlijk.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik vertelde van de vier en een halve kilo, en opeens reageerde ze heel zuinig.’ Fee trekt een afgemeten tuitmondje en zegt overdreven gemaakt: ‘Oh, dat is heel mooi voor jou.’
‘Vrouwen-nijd?’
‘Yes, vrouwen-nijd. Mannen zijn leuker.’
We mijmeren en genieten een tijdje in stilte op de bank. Tijdens onze onoplettendheid sluipt er, voorzichtig manoeuvrerend voorbij onze glaasjes en mooie beelden, opeens pijn naar binnen bij Fee. ‘Die drie jongens van de groepsverkrachting,’ de zin vreet zich door onze roze wolk, ‘ik heb ze niet kunnen veroordelen. Het meisje is goddomme zestien.’
‘Hoger beroep?’
‘Kansloos, de heren hebben hun verhaal volledig afgestemd.’
Dat dit klootzakken zijn, hoeft niet besproken te worden. Dat we ingrijpen staat ook vast. Maar hoe? Ik zie denkrimpels bij Fee en speur zelf net zo hard naar de beste aanpak. Dit vraagt om de volledige bezetting van het Klootzakken Opruim Team. ‘Schat, heb jij recent Martijn nog gesproken?’
Eén appje verder staat een afspraak met het voltallig KOT, een reünie van wraakengelen.
Vijf dagen later zitten er drie mensen op de bank. De lange mooie jongen met die prachtige stem is inmiddels een lange mooie meneer geworden. Een meneer die het leven invult als energieke directeur van een IT-bedrijf, ontspannen vader, echtgenoot en incidentele minnaar. Dat hij af en toe lief door de haren van Fee strijkt, bekijk ik met liefde. Hij zou het niet doen als hij niet zeker wist dat het voor onze vriendschap geen issue is.
Fee vat de opdracht kort samen.‘We krijgen ze niet veroordeeld, maar het is zo belangrijk dat ze tegenover het meisje bekennen en zeggen dat het niet háár schuld is.’
Ze wendt zich naar Martijn. ‘Jij kunt ze toch een dreigmail sturen die niet te traceren is?’ Hoewel het me niet echt nodig lijkt doet Fee – voor de zekerheid – er een echte Bambi-blik bij.
Die prachtige zware stem resoneert door de kamer. ‘Ik weet niet of mijn hackvaardigheden nog goed genoeg zijn.’
Ik zie Fee aanstalten maken om te zeggen dat bij Martijn nog alle vaardigheden goed genoeg zijn. Dat moeten we even niet hebben, eerst een goede aanpak afspreken. Dappere Esther grijpt zakelijk in. ‘Martijn, ik denk dat jou dat gaat lukken. Help je ons?’
‘Zijn wij het KOT?’ bast er retorisch door de woonkamer. De afspraken worden gemaakt.
Fee geeft de mailadressen, ik maak de tekst, Martijn zorgt voor de veilige techniek. Een paar dagen later krijgen alle drie de heren een mail. Vertel Linda dat het jullie schuld is en dat haar niets te verwijten is. En dat ze nooit meer last van jullie zal hebben. Zo niet, dan gaan jullie het merken!
Eerder die avond vroeg Fee of ‘dan gaan jullie het merken’, wel dreigend genoeg was.
Martijn vertelde dat het bijgesloten virus voor de zwaarte zou zorgen. ‘Na twee dagen staat in hun mailbox alleen nog maar, in duizendvoud, dit mailtje. De rest is weg. Een dag daarna komt op hun laptop bij alles wat ze intikken steeds dit bericht naar boven. Direct daarna geldt dat ook voor hun telefoon. En al hun mail- en app-contacten krijgen een boodschap over de actie van de drie heren.’
Martijn heeft het voor elkaar, wij zijn onder de indruk. Nu die mannen nog.
Het medicijn blijkt binnen een week al te werken. Fee wordt, geheel in strijd met elk protocol, gebeld door een bevriende agent. De man blijkt door haar motto aangestoken: het mag niet, maar kan wel. Hoe heeft hij nou dat virus te pakken gekregen?
‘Fee, de moeder van die Rob Hefman heeft net aangifte gedaan. Dacht dat je dat wel wilde weten.’
‘Aangifte?’
‘Ja, zij zegt, raar verhaal, dat de jongen bedreigd wordt door één of ander virus. Het heeft al zijn apparaten geblokkeerd en stuurt berichten over ‘de zaak’ aan zijn vrienden. De jongen is er helemaal kapot van.’
Twee dagen later nog twee aangiftes, het blijkt bij alledrie veel los te maken.
Onder het mom van de nazorg informeert Fee voorzichtig bij het meisje. Daar leeft nog steeds de angst en schaamte. De heren hebben haar nog niet gesproken anders had ze dat nu vast gezegd.
Ze hebben nog een klein zetje nodig, appt het KOT naar elkaar.
Fee vertelt ons wie de leider van de drie is. Martijn kent steeds zijn precieze positie, eng hoeveel een mobieltje kan verklappen.
Op het stilste plekje van het fietspad naar de sportvelden, staan opeens twee personen. Geheel in het zwart. De fietser heeft geen schijn van kans. De kleinste van de twee houdt hem in een ijzeren houdgreep. Die andere, die lange met die zware stem, weet alles van het virus. Vertelt wat het virus verder nog kan, dat het ook op Facebook de waarheid kan vertellen. Of op de digi-borden van school. De jongen twijfelt daar geen moment aan. ‘Je weet wat we van jullie drie verwachten. Binnen twee dagen. Nu doorfietsen en niet omkijken.’
Net voordat Fee wil bellen, is de moeder haar voor.
De jongens hebben haar dochter gesproken. Die schrok eerst enorm, maar daarna was er iets wonderlijks gebeurd. Ze vertelden haar dat zij het inderdaad gedaan hadden en dat haar niets te verwijten was. En ook nog dat het ze speet en dat ze nooit meer last van hen zou hebben.
‘De klootzakken,’ riep de moeder, ‘nu opeens vertellen ze wel….’ Fee hoorde de opluchting, door de grote boosheid heen. Als de moeder is uitgeraasd, vertelt Fee haar dat nieuwe vervolging geen zin heeft. Ze zouden dit ook weer ontkennen. ‘Koester deze bekentenis, dat helpt nu het meeste.’
Die avond zitten we weer wijs op de bank. Martijn kon niet, die is ‘s middags door Fee gebeld. Morgen zet hij het virus stil.
‘Komen ze toch weg,’ zegt Fee ietwat nukkig.
‘Fee, meer zat er niet in. En jij weet hoe belangrijk het is dat ze dit tegen dat meisje gezegd hebben. Ze is nu in ieder geval vrij van zelfverwijt en schuld.’
Twee limoncello en tachtig zinnen later, hebben we er vrede mee.
‘Dat heeft het KOT toch maar mooi gedaan,’ zegt Fee plechtig en we toosten.
‘Al nagedacht over een cadeautje voor Martijn: bloemen, whisky, een boek?’
‘Donderdagavond acht uur, Van der Valk, kamer 308. Even mijn vier en een halve kilo showen, hij heeft vast geen last van vrouwen-nijd’.
‘Ook mooi, Fee, ook mooi.’
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply