Het nachtkastje trilt. ‘Aardbeving?’ is het eerste wat ik denk, hangend tussen slapen en wakker zijn. Ook heel logisch, hebben we nogal last vast, van aardbevingen. Wel in Groningen, is de volgende gedachte die door mijn hoofd zwabbert. En net voordat mijn narrige onderbewustzijn wil gaan vertellen hoeveel kilometer ik van Groningen vandaan woon, word ik echt wakker. Shit, het is mijn telefoon, die staat op trillen, vergeten na de vergadering gisteravond het belletje weer in te schakelen. Twee uur ’s nachts laat mijn wekker fijntjes zien, dat kunnen er maar twee zijn: Fee of Joost. Ik kijk opzij, Daan slaapt nog. Blind neem ik op.
‘Hallo Fee,’ zeg ik, zonder te kijken wie het is. Hoeft ook niet, want bij beiden is ‘Hallo Fee’ de juiste begroeting.
‘Hee Es,’ klinkt aan de andere kant de stem van Fee. Ik hoor het meteen. Foute boel. Fee heeft haar het-gaat-niet-goed-maar-dat-laat-ik-niet-horen-stem opstaan.
‘Wat is er schat?’
‘De kaars,’ twee zuchten ertussen. Ik weet het al. ‘De kaars is bijna op, en ik ben vergeten…’ ‘Ik heb er nog een paar Fee, rustig maar, ik heb er nog. Ik kom er nu aan en ik wil dat je er morgen honderd koopt, of doe maar duizend.’
Ik hoor aan de andere kant opluchting. ‘Tot zo,’ zeg ik. Tien minuten later zit ik in de auto, twee kaarsen op de bijrijdersstoel en blij met mijn overlevingskoffertje (ondergoed, tandenborstel, setje kleren) achterin, voor onverwachte of uitgelopen bezoekjes, dat zou handig kunnen zijn vannacht. Dit is pas de tweede keer in al die jaren dat dit gebeurt, bedenk ik. Ik zal lief voor haar zijn, voor Fee en haar kaars voor Chrissie.
Veertien jaar geleden kwam ik jubelend bij Fee binnenstormen, de zwangerschapstest als trofee in mijn hand. Misschien was ze meteen al stilletjes en somber maar ik was veel te blij om dat direct te merken. Pas nadat ze, iets te vaak en veel te vlak, ‘wat leuk voor jou’ had gezegd, viel het me op.
‘Hee Fee,’ zei ik, en pakte haar handen vast, ‘wat is er?’
‘Niks,’ klonk het met Fee flinkheid, maar daar kon ik doorheen. Daar zou ik doorheen, als je beste vriendin zo reageert als je komt vertellen dat je zwanger bent, dan is er echt iets aan de hand. Opeens kwamen er tranen zoals ik ze nog nooit gezien had. Tranen die zo diep hadden gelegen, tranen die zo weggedrukt waren geweest en er opeens uit mochten, nee, moesten! ‘Oh, ik schaam me zo. Dat ik jou niets heb… Maar ik heb het nog niemand… Ik heb het eigenlijk niet eens mezelf’. Vreemd, maar ik wist het meteen.
‘Nee, Fee, jij bent ook zwanger?‘ Fee omarmde me, legde haar hoofd op mijn schouder en schokte, jankte, brulde. Eindeloos. Ik streelde haar haren en zei dat het goed was. Dat alles goed was. Maar dat was het niet en – dat kon ik toen nog niet weten, hooguit voorvoelen – dat werd het niet. Nadat ze was leeggehuild en leeggeschokt ging ze zitten, haalde diep adem, en begon te vertellen. Aan één stuk door te vertellen. Over dat ze sinds een week wist dat ze zwanger was. Hoe lang precies – typisch Fee – dat wist ze niet, maar al best een tijdje. Van wie, tja het kon van meerdere vlammetjes zijn, zoals Fee haar one-night-stands noemde. Fee had ‘de ware-mannen’, die uiteindelijk na twee, vier of zes weken die belofte toch niet konden inlossen en verder had ze vlammetjes. En natuurlijk Martijn. Fee slikte de pil en gebruikte condooms, behalve met Martijn. Mijn gevoel voor de situatie en mijn gevoel voor kansberekening, zei me dat het van Martijn was. Maar ik onderbrak Fee niet, dat was ook niet echt een mogelijkheid, ze ratelde maar door. Alsof ze door heel snel en heel veel te vertellen de week wilde inhalen waarin ze het voor mij verborgen had gehouden. Ze vertelde dat ze al een week lang vond, dat het niet kon. Fee en een kind. Niet paste. Niet hoorde bij Fee. Niet uitkwam, niet praktisch was. Honderd dingen vertelde ze, maar niet dat ze niet wilde.
De weken daarna hadden we het er dag en nacht over. En Fee kwam langzaam bij van de schok en raakte meer en meer aan haar gevoel. Fee werd steeds blijer en mocht na weken eindelijk zeggen: ik wil het! Dubbeljubel! We waren samen zwanger. Maakten plannen. Onze kinderen, even oud. Vrienden of vriendinnen zouden het worden, of een stelletje straks? We zouden elkaar helpen, vasthouden, genieten… En toen ging het mis. Toen het kindje in de buik van Fee Finkelbrand vier maanden oud was, kreeg ze een miskraam en verloor haar dochtertje. Ze zei bijna niets bij de afscheidsceremonie die we met een paar goede vrienden hielden. Alleen, plotseling, heel hard: ‘Chrissie. Ze zou Chrissie heten, zoals Chrissie Hynde van de Pretenders. Chrissie, omdat ze een ruige meid zou zijn. Ze zou een popband beginnen, toch Esther samen met jouw kind, en zij zou een Fender Telecaster spelen, zo’n grote gitaar die Chrissie Hynde ook heeft.’ Ik hield haar warm vast. ‘Ja schat, ze zouden wereldberoemd worden.’
Die dag staken we in het huis van Fee een kaars aan. Die brandt daar sindsdien, altijd. In de vakanties zorgen ik of de buurvrouw voor de kaars, voor Chrissie.
Ik ben op tijd. Het stompje zou nog een uurtje mee kunnen. We nemen geen risico. Meteen de nieuwe kaars. Fee is stil, geschrokken, is de jaren teruggelopen. Voorzichtig haal ik haar weer naar boven. We doen allebei een warm vest aan en pakken de dekentjes. De limoncello doet ook zijn best.
‘Hee Es, vertel eens iets leuks. Ja, weet je, vertel nog één keer over jouw hardloopavontuur met Joost vorig jaar!’ zegt Fee op de toon waarop haar niets geweigerd kan worden.
‘Fee, trut.’
‘Toe Esther.’
Ik ben kansloos.
Joost en ik liepen door het bos, begon ik mijn verhaal tegen de nu iets te lief glimlachende Fee. Er kwamen ons twee hardloopsters tegemoet. Ze hadden allebei een shirt aan dat zo lang was dat je hun hardloopbroekje daaronder nauwelijks zag. ‘Kijk Joost, volgens mij is dat hun slaapshirt, zo heb ik er thuis ook één,’ zei ik als grapje tegen Joost.
‘Nou, dan moet je daar ook maar eens in gaan hardlopen, dat lijkt me best leuk’, zei Joost. En daar bleef het bij, dacht ik.
Twee dagen later, op zaterdag, ik was net Ceel aan het overhoren voor een toets, krijg ik een app van Joost: Wat draag je normaal onder jouw slaapshirt? Ik denk, wat een rare vraag, en geef als antwoord: helemaal niets. Fee weet wat er komt, ze lacht. Gelukkig! Hij appt: Mooi. Het is prachtig weer. Ga nu hardlopen, in je slaapshirt. Bos bij Beukenweg, ik kom kijken. Fee moet lachen, lachen als een kind dat steeds hetzelfde grappige verhaaltje wil horen en dan telkens weer lacht alsof het de eerste keer is.
‘Nou ja, eerst denk ik: bekijk het maar. Maar het laat me niet los. Ik vind het toch ook spannend. En bedenk dat het shirt best wel lang is. Dus ach, wat kan er gebeuren. Een half uur later stap ik in mijn shirt, met mijn hardloopschoenen de auto uit. Ik ren niet te hard, zodat het niet opwaait. Het is eng, vreemd en ook spannend. Ik vind het eigenlijk steeds spannender en word er best opgewonden van. Ik loop daar praktisch naakt en niemand die het weet. Opeens voel ik dat iemand vlak achter me fietst. Ik word ongerust. Durf nauwelijks om te kijken, waar is Joost nou? Ik verzamel moed en kijk om: het is Joost! Hij kent dat bos heel goed, en wijst naar een stil plekje, en daar…’.
Ik kijk Fee aan om de spannende finale te vertellen. Ach, Fee slaapt. Ik trek de deken over haar heen, tien minuten later slapen we allebei.
Esther verschijnt elke vrijdag. Meer Esther lezen?
(Taalfoutje gezien? Meld het dan. Alvast bedankt!)
Volg Sophia Magazine op Bloglovin of ontvang voortaan een melding in je mailbox als er een artikel verschijnt. Hoe? Door een – gratis – abonnement op Sophia Magazine te nemen: laat rechts bovenaan deze pagina je e-mailadres achter!
Leave A Reply